Op 4 oktober 2010 ben ik voor de tweede maal op deze begraafplaats.
Dit keer laat ik het groene gras letterlijk links liggen en rijd door naar het oude deel achterin rechts waarvan ik bij het vorige bezoek alleen de rand zag.
De ‘Garden of Hope’ zoals het heet, ligt er troosteloos bij.
Zand, gaten, vergane stenen, veel stort in elkaar. Ook graven van onbekenden of misschien van ooit wel bekenden maar nu is er alleen nog een vergaan kruis – of zelfs dat niet. Heel vreemd: een paar mooie, recente graven hiertussen.
Dat begrijp ik echt niet want wie een lap grond kan afbakenen en zich een mooie steen kan veroorloven legt zich toch niet te ruste op de stoffige, inzakkende Garden of Hope? Die kiest voor een plek aan de overkant, in de Garden of Tranquility.
Wat me in het bijzonder treft: wanneer ik net ben begonnen met fotograferen stopt een rode pick-up waaruit een vrouw stapt van een jaar of dertig met een klein meisje. Ze leggen een boeket neer bij een graf (dát graf bezoek ik nu niet, er zijn grenzen aan mijn inbreuk op een anders privacy).
Dan steken moeder en kind (ik neem aan dat het dat zijn) het pad over naar het gedeelte ‘groen’.
Geen treurige blik meer, geen extra bloemen.
Een vrolijk huppelend meisje met een moeder die vriendelijk naar mij zwaait.
Alsof ze er, eenmaal hier, een uitje van maken.
Alsof een bezoek aan een begraafplaats heel normaal is.
Alsof de doden niet eng zijn maar een onderdeel van ons leven. Onze eigen doden en de andere doden.
Misschien projecteer ik teveel maar ik hoop dat dit is wat de moeder haar dochtertje wil leren.
Laatste reacties