In het voorjaar bezocht ik Chloride de eerste keer en bekeek het linkerdeel van de begraafplaats – op 24 september 2010 ben ik er opnieuw. Nu wil ik de rechterkant bekijken en het deel dat wat verder in de woestijn ligt waarvan ik vermoed dat het de oudste graven zijn.
Dat blijkt niet helemaal waar: tussen die oude graven liggen ook graven van de laatste jaren.
Ik geniet van de stilte, van de vogels, van de lizards die alle kanten op wegsprinten.
Ik neem me voor de mannen te negeren die helemaal aan het uiterste linker deel bezig zijn met een soort graafmachine. Werklui, vermoed ik. Er zal wel iets worden opgeknapt.
Na amper tien minuten wordt mijn rust wreed verstoord wanneer een van stopt met luid-pratende vrouwen en idem kinderen. Niet lang daarna begroeten ze enthousiast een auto met jonge mannen die ook al zo’n herrie maken. Een ervan heeft een kostuum aan. Ouderwets leger lijkt het.
Ze gaan naar de verre plek links van de begraafplaats en ik denk dat ze bij een groep horen die aan speuren op begraafplaatsen doet.
Twee vrouwen gaan nu mijn deel van het cemetery bewandelen en becommentarieren en fotograferen. Luid pratend. Alsof ze de doden toch niet kunnen storen (en mij ook niet).
Dan een derde vrouw die op me afloopt “What to do, what to do!” Ik denk: waar heeft ze het over. Ze blijkt te moeten plassen en er is geen wc.
Ze rent weer weg.
Ik wil niet zeggen dat ik er nu geen bal meer aan vind, maar ik heb me niet eerder zo ontheemd gevoeld op een begraafplaats.
Koppig ga ik door met kijken en fotograferen en ‘hi, lizard‘ en ‘dag mooie vlinder’ zeggen.
Dan hoor ik vanaf de plek aan de andere kant zacht muziek. Ik kijk op en zie dat er nu een grote groep mensen (25-35) staat: er blijkt een begrafenis.
Knock, knock, knockin’ on heaven’s door
Knock, knock, knockin’ on heaven’s door
Knock, knock, knockin’ on heaven’s door
Knock, knock, knockin’ on heaven’s door
Speak Your Mind